COP29: Waarom Klimaatfinanciering Faalt
Tijdens de COP29-klimaattop in Bakoe, Azerbeidzjan, staan wereldleiders onder druk om de internationale klimaatfinancieringsdoelen opnieuw te definiëren. Ontwikkelde landen hebben jaarlijks miljarden beloofd om kwetsbare landen te ondersteunen bij het bestrijden van klimaatverandering. Echter, het systeem dat deze fondsen ondersteunt, kampt met controverse. Van inconsistentie in definities tot twijfelachtige toewijzingen, de staat van de mondiale klimaatfinanciering ontvangt scherpe kritiek. Hier zijn zes belangrijke redenen waarom het systeem chaotisch blijft.
Allereerst is er geen consensus over wat telt als klimaatfinanciering. Een van de meest spraakmakende kwesties is het gebrek aan een algemeen aanvaarde definitie. Terwijl brede kaders suggereren dat klimaatfinanciering moet bijdragen aan emissiereductie of klimaatadaptatie, is er geen formele overeenkomst over welke activiteiten hiervoor in aanmerking komen. Professor Romain Weikmans, een onderzoeker op het gebied van klimaatfinanciering aan de Vrije Universiteit Brussel, benadrukt de ambiguïteit: "Ontwikkelde landen hebben verschillende opvattingen over wat als klimaatfinanciering moet worden gerekend en hoe we dat moeten tellen."
Zelfrapportage door donorlanden, vaak gedreven door politieke druk, heeft geleid tot overschattingen. Ondanks rapporten die suggereren dat het doel van 100 miljard dollar in 2022 is bereikt, betekent het ontbreken van duidelijke definities dat het onmogelijk is om dit te verifiëren. Dit gebrek aan duidelijkheid ondermijnt het vertrouwen tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden.
Daarnaast zijn de boekhoudpraktijken voor klimaatfinanciering inconsistent en ondoorzichtig. De manier waarop klimaatfinanciering wordt geboekt verschilt sterk tussen de donoren, wat leidt tot opgeblazen cijfers en discrepanties. Joseph Kraus van de ONE Campaign beschrijft het systeem als chaotisch: "De boekhouding van klimaatfinanciering is als het wilde westen: elke verstrekker van klimaatfinanciering stelt zijn eigen regels op over wat geteld moet worden."
Het Rio-markeringssysteem, dat gebruikt wordt om te beoordelen of hulpprojecten in lijn zijn met klimaatdoelen, was nooit bedoeld voor nauwkeurige financiële tracking. Dit leidt ertoe dat landen projecten als klimaatgerelateerd rapporteren, zelfs als hun relevantie twijfelachtig is. Onafhankelijke audits in Denemarken, Nederland en de EU onthullen wijdverspreid verkeerd labelen van projecten, waaronder die ter ondersteuning van fossiele brandstoffen. Het gebrek aan transparantie verergerd het probleem, waardoor het moeilijk wordt voor het maatschappelijk middenveld en ontvangende landen om donoren ter verantwoording te roepen.
Ook zijn er projecten die de klimaatdoelen ondermijnen. Hoewel veel met klimaatfinanciering gefinancierde projecten duidelijke klimaatvoordelen hebben, zijn er anderen die tekortschieten. Onderzoekers hebben gevallen geïdentificeerd waarbij fondsen verkeerd zijn toegewezen aan fossiele brandstofprojecten, luxe hotels of niet-gerelateerde initiatieven. Stacy-ann Robinson, een onderzoeker op het gebied van klimaatadaptatie aan Emory University, wijst op het probleem: "Een deel van de klimaatfinanciering is naar twijfelachtige plekken gegaan ter ondersteuning van doelen die duidelijk niet gerelateerd zijn aan… het verminderen van kwetsbaarheid of het vergroten van veerkracht."
Japan heeft bijvoorbeeld kritiek gekregen vanwege de labeling van investeringen in kolen- en gascentrales als klimaatfinanciering. Ondertussen hebben Europese landen ook fossiele brandstofgerelateerde projecten gerapporteerd, wat verdere twijfels oproept over de toezeggingen van donoren aan oprechte klimaatactie.
Een andere zorg is de zware afhankelijkheid van leningen die een groot deel van de klimaatfinancieringsstromen uitmaakt. Leningen vormen meer dan de helft van de bilaterale financiering en driekwart van de investeringen door multilaterale ontwikkelingsbanken. Critici betogen dat leningen, vooral niet-voucherleningen, donorlanden in staat stellen om winst te maken, terwijl ontwikkelingslanden met schulden worden belast.
Te midden van een groeiende schuldencrisis worstelen veel ontvangende landen om aflossingen te balanceren met klimaatadaptiebehoeften. Groepen uit de maatschappij pleiten voor rapportage van leningen op basis van hun 'subsidiewaarde', wat de werkelijke financiële bijdrage van de donor weerspiegelt. Bovendien wordt een aanzienlijk deel van de klimaatfinanciering als "toegewezen" gerapporteerd in plaats van "uitbetaald". Echter, veranderingen in politieke prioriteiten of lokale omstandigheden kunnen ertoe leiden dat de fondsen nooit worden geleverd.
Mattias Söderberg van DanChurchAid onderstreept het probleem: "Projecten worden onderbroken… Veranderingen in de context of in de projecten betekenen dat toegewezen fondsen mogelijk niet zoals gepland worden uitbetaald." Deze disconnect roept zorgen op over overreportage en benadrukt de noodzaak voor grotere verantwoording bij het volgen van klimaatfinanciering.
Daarnaast geven donorlanden prioriteit aan hun eigen belangen. Klimaatfinanciering wordt vaak gekoppeld aan projecten die economisch voordelig zijn voor donorlanden. Frankrijk heeft bijvoorbeeld aanzienlijke fondsen geïnvesteerd in spoorprojecten in ontwikkelingslanden, vaak uitgevoerd door Franse bedrijven. Stacy-ann Robinson reflecteert op deze praktijk: "Misschien hebben we regels nodig rondom de voorwaarden verbonden aan [klimaat]financiering die de mogelijkheid zouden verminderen dat alleen Franse bedrijven… in deze projecten kunnen werken."
Tot slot is het belangrijk dat consultancycontracten gekoppeld aan klimaatfinanciering vaak naar bedrijven in donorlanden gaan, wat de bedoelde voordelen voor ontvangende landen verder verwatert.
De weg vooruit is duidelijk: terwijl de onderhandelingen op COP29 doorgaan, is de urgentie om de systemen van klimaatfinanciering te herzien overduidelijk. Zonder meer transparantie, gestandaardiseerde definities en strengere verantwoording zal het vertrouwen tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden fragiel blijven. De wereld kijkt toe om te zien of betekenisvolle hervormingen voortkomen uit de top of dat het 'wilde westen' van klimaatfinanciering aanhoudt.